Moeilijke woorden die je tegenkomt bij bedrijfsfinanciering

Bij het zoeken naar een financiering voor je bedrijf kom je soms financiële termen of andere moeilijke woorden tegen. In dit overzicht leggen we je de termen uit. Woorden die in schuine letters (cursief) in de uitleg staan, worden zelf in het overzicht ook uitgelegd.

A

Aandeel 

Bewijs van eigendom van een deel van de onderneming.

Aandelenkapitaal

Het bedrag waarvoor een onderneming aandelen heeft
uitgegeven.

Accountant

Financiële specialist die boekhoudingen controleert,
jaarrekeningen opstelt en adviseert op financiële onderwerpen.
Beschermde titel.

Achterstelling,

achtergestelde lening

Een lening met een lagere rang dan andere leningen. Wordt
pas terugbetaald als andere leningen zijn afgelost.

Actief, activa

De bezittingen van een bedrijf. Je vindt de activa op de
linkerzijde van de balans.

Aflossen

Het terugbetalen van (een deel van) een lening of schuld.

Afschrijven

Boekhoudkundige waardevermindering van een bezitting
(actief). Alleen voor bedrijfsmiddelen die langer dan een
jaar meegaan en meer dan € 450 kosten. Het afschrijvings-
bedrag telt als kosten voor de onderneming.

Afzet

De verkochte hoeveelheid goederen of diensten in een
periode.

Alternatieve financiering

Bedrijfsfinanciering waarbij niet via de bank maar via een
andere partij wordt gefinancierd.

B

Balans

Momentopname van de bezittingen, schulden en het eigen
vermogen van het bedrijf. Een balans bestaat uit twee zijden,
de activa (bezittingen) en de passiva (schulden). Het
belangrijkste kenmerk van ee nbalans is dat de altijd in
evenwicht moet zijn.

Bancaire financiering

bedrijfsfinanciering via een bank, bijvoorbeeld een zakelijke
lening of een rekening-courantkrediet.

Bankgarantie

Bij een bankgarantie staat een bank garant om namens de
ondernemer een bedrag te betalen aan een begunstigde
partij, als de begunstigde partij daarop aanspraak maakt.
Vorm van zekerheidsstelling

Bedrijfsmiddelen

Bedrijfsmiddelen zijn middelen met een aanschafwaarde
van minimaal € 450 die niet bestemd zijn om te verkopen,
maar door de onderneming voor langere periode gebruikt
gaan worden. Bedrijfsmiddelen staan als activa op de balans.
Op bedrijfsmiddelen ga je afschrijven. Bedrijfsmiddelen vallen
onder de vaste activa

Begroting

Een schatting van inkomsten en uitgaven in een bepaalde
periode.

Belastingadviseur, fiscalist

Specialist op het gebied van belastingen. Adviseert en
verzorgt belastingaangiften.

Betaaltermijn

Het aantal dagen waarbinnen een factuur betaald moet
zijn.

BKR

Stichting BKR (Bureau Krediet Registratie) registreert
afgesloten leningen en eventuele betalingsachterstanden
van personen. Door het opvragen van een kosteloos
kredietrapport kun je zien welke leningen en eventuele
betalingsachterstanden op jouw naam staan.

BMKB

Borgstelling MKB-kredieten. Garantstelling van de
overheid naar de financier. De financier heeft zo
extra zekerheid.

Boekhouder

Controleert boekhoudingen, stelt jaarrekeningen op
en adviseert op amninistratieve onderwerpen.

Boekhouding

De financiële administratie van een bedrijf.

Boekwaarde

De waarde van bezittingen op een bepaald moment.
De boekwaarde bereken je door de afschrijving van de
aanschafwaarde af te trekken. 

Borg, borgtocht

Het door een natuurlijk- of rechtspersoon (de borg)
instaan voor de betaling van de schuld als de lener zelf
niet betaalt.

Bruto winst

Omzet minus kosten.

Btw

zie omzetbelasting

Bullet lening

Een aflossingsvrije zakelijke lening die aan het einde van
de looptijd in één keer afgelost wordt.

C

Cashflow,
kasstroom

De inkomsten min de uitgaven over een bepaalde periode. Dit kan een
maand zijn, maar ook een jaar. De cashflow laat je inzien hoe jij als
bedrijf presteert. Cashflow is niet hetzelfde als je winst- en verlies-
rekening. Je kunt namelijk een positieve cashflow hebben, terwijl je
eigenlijk verlies maakt. Bijvoorbeeld omdat de afschrijvingen nog niet
zijn meegenomen of omdat openstaande facturen nog niet zijn betaald. 

Cofinanciering

Financiering waarbij een andere partij ook meefinanciert.

Credit

De rechterzijde van een balans, schulden van de onderneming.

Crediteuren

Leveranciers aan wie je nog moet betalen.

Crowdfunding

Geld ophalen bij het grote publiek.

Current ratio

Boekhoudkundige term voor vlottende activa gedeeld door het kort
vreemd vermogen
in de onderneming. Voor het krijgen van een
bedrijfsfinanciering is het belangrijk dit kengetal boven de 1,5 te houden.

D

Debet

De linkerzijde van de balans, bezittingen van de onderneming.

Debiteuren

Klanten van wie je nog geld moet ontvangen

Debiteurenfinanciering

Een vorm van financiering waarbij een bedrijf de openstaande
facturen (debiteuren) verkoopt aan een financieringsmaatschappij.
De financieringsmaatschappij betaalt hiervoor een percentage van
de waarde van de openstaande facturen en neemt het risico op
zich voor het innen van de betalingen van de klanten. Factoring
en factuur- financiering zijn beide vormen van
debiteurenfinanciering. 

Declarabele uren

Uren die je bij je klanten in rekening kunt brengen.

Directe kosten

Kosten die direct toegewezen kunnen worden aan de activiteiten
en omzetten van je bedrijf. Ook vaak productiekosten genoemd.

Dividend

Uitbetaling van gerealiseerde winsten aan de houders
van aandelen.

E

EBIT

'Earnings Before Interest and Tax'. De operationele winst. Dit is het
resultaat uit “normale” bedrijfsuitoefening, voordat rente en belastingen
zijn betaald.

EBITDA

'Earnings Before Interest and Tax, Depreciation and Amortization'. De
operationele winst plus de afschrijvingen.  

Eigen vermogen

Het geld dat eigenaren in het bedrijf hebben zitten. Het eigen vermogen
is gelijk aan alle bezittingen min alle schulden. 

F

Factoring

Veelvoorkomende vorm van debiteurenfinanciering. Bij
factoring verkoop je als ondernemer je openstaande facturen
aan een factoringmaatschappij. De factoringmaatschappij betaalt
je een gedeelte van het factuurbedrag uit en neemt (meestal)
het debiteurenrisico van je over. Vervolgens int de
factoringmaatschappij de openstaande facturen bij je klanten. 

Failliet, failissement

Een bedrijf is failliet als er niet meer genoeg geld is om aan de
verplichtingen te voldoen. De rechter kan dan het faillissement
uitspreken.

Financiële vaste activa

Dit zijn deelnemingen in andere ondernemingen, aandelen of
andere financiële vorderingen. 

Financiering

Het beschikbaar stellen van geld om de plannen te realiseren.

Financieringsbehoefte

Het bedrag dat je nodig hebt om de plannen te realiseren.

Financieringslasten

Rente, kosten en aflossing van een financiering bij elkaar opgeteld.

G

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering. Banken kunnen met deze regeling een
staatsgarantie van 50% krijgen op middelgrote en grote leningen, zodat het
voor meer ondernemers mogelijk wordt om geld te lenen van de bank 

Goodwill

Het verschil tussen de marktwaarde van een gekochte onderneming en de
boekwaarde van de activa (zoals grond, gebouwen, machines, octrooien en
voorraden). 

H

Herfinancieren

Herfinancieren is het afsluiten van een lening om één of meerdere al
bestaande lening mee af te lossen.

Hypotheek,

hypothecaire lening

Lening voor een huis of bedrijfspand, met de woning of het bedrijfspand
als zekerheid

I

Immateriële vaste activa

Niet tastbare activa die je gebruikt om de activiteiten te
verrichten zoals licenties, octrooien, goodwill of
ontwikkelingskosten. 

Indirecte kosten

Kosten die niet direct toegewezen kunnen worden aan de
activiteiten/omzetten. 

Inkomstenbelasting

De belasting die een natuurlijk persoon betaalt over het
inkomen. 

Inventaris

Bedrijfsmiddelen die worden gebruikt om jouw bedrijf te
runnen. Voorbeelden van inventaris zijn jouw bureau, laptop of
ander gereedschap. Het zijn bezittingen van een bedrijf die dus
aan de activazijde van de balans
staan. 

Investeren 

Het kopen van vaste activa (bijvoorbeeld machines, pand) voor
je bedrijf. Met de investering hoop je in de toekomst geld te
verdienen   

K

Kortetermijn-schuld,
kort vreemd vermogen

Leningen en schulden met een looptijd korter dan een jaar. 

Kosten

De waarde van wat je verbruikt om goederen te produceren of
diensten te leveren. In de boekhouding zit er verschil tussen
uitgaven en kosten. We spreken van kosten op het moment dat
er een winst vermindering is in een bepaalde periode. Er hoeft
daarbij geen sprake te zijn van een daadwerkelijke betaling
(uitgaven). Afschrijving is een voorbeeld van een kost die geen
uitgave is.

We spreken van uitgaven als er geld uit je onderneming gaat.
Het kopen van een pand is een voorbeeld van een uitgave die
geen kost is.

L

Langetermijn-schuld,
lang vreemd vermogen

Leningen en schulden met een looptijd van meer dan één jaar. 

Lease

Een financieringsvorm waarbij de leasemaatschappij het
bedrijfsmiddel financiert en de gebruiker een maandelijks bedrag
betaalt voor het gebruik. Er zijn verschillende vormen van lease. 

Lening

Een bedrag dat door een financier wordt verstrekt, met de
voorwaarde dat het bedrag later wordt terugbetaald. 

Leverancierskrediet

Een kortlopende lening waarbij de leverancier goederen of
diensten levert die de klant pas later betaalt. Een leverancierskrediet
valt onder de post crediteuren op de balans

Liquide middelen

Het bedrag op de bankrekeningen en in de kas.

Liquiditeit

Hoe goed een onderneming in staat is om de lopende
betalingsverplichtingen te betalen. Er zijn verschillende manieren
om de liquiditeit te meten, zoals de current ratio en de quick ratio

M

Marge

Verkoopprijs minus inkoopprijs. Om tot de winst te komen moeten
van de marge nog de kosten af. 

Materiële vaste activa

Grond en gebouwen, machines en apparatuur, inventaris, met een
waarde van meer dan € 450 die voor een lange termijn door het
bedrijf gebruikt worden. De waarde van deze bedrijfsmiddelen staat
op de balans en neemt af door afschrijvingen.  

N

Netto winst

Bruto winst minus bedrijfskosten. Beschikbaar voor de eigenaren van
de onderneming. 

O

Obligatielening

Door een bedrijf uitgeschreven lening, waarbij het totaal-
bedrag is verdeeld over verhandelbare delen die een kleiner
bedrag vertegenwoordigen (de obligaties). De obligatielening
heeft een vaste looptijd, rente­vergoeding en aflossingsschema.  

Omzet

Het totaalbedrag van de verkopen in een bepaalde periode.

Omzetbelasting

Ook wel btw (belasting over toegevoegde waarde). Belasting die
de meeste ondernemers op verkopen in rekening moeten
brengen aan de klant. Betaalde btw op zakelijke kosten en
uitgaven mag worden verrekend bij afdracht aan de
Belastingdienst. 

Onderhandse lening

Een lening waarbij iemand geld leent van familie of bekenden,
zonder tussenkomst van een bank. 

Onderpand

Iets van waarde dat als zekerheid dient voor de financier. Als
de lener niet aan de verplichtingen voldoet, kan de financier
het onderpand opeisen. Hypotheek is een bekende vorm van
onderpand. Je inventaris, machines, voorraden en debiteuren
kunnen ook onderpand zijn. 

Overbruggingskrediet

Zakelijke lening om een korte periode van financiële krapte
door te komen. Wordt ook wel aanvullend werkkapitaal genoemd. 

P

Participatie

Risicodragend kapitaal in de vorm van aandelen.

Passief, passiva

De schulden en het eigen vermogen van een bedrijf. Je vindt de
passiva op de rechterkant van de balans.  

Pitch

Korte presentatie van jezelf, je product of dienst of je bedrijf 

Preferente aandelen

Aandelen met een vast rendement en in sommige gevallen
uitzonderlijk stemrecht  

Q

Quick ratio

Boekhoudkundige term voor (vlottende
activa
 minus de voorraden), gedeeld door het kort vreemd
vermogen
. Voor het verkrijgen van een bedrijfsfinanciering is
het belangrijk de quick ratio tussen de 1,0 en 2,0 te houden.  

R

Rekening-courantkrediet

Een bedrag dat je op een bankrekening ‘rood’ mag staan. Er
wordt een kredietlimiet afgesproken met de geldgever. Je kunt
het bedrag in delen of gelijk helemaal gebruiken. Je kunt aflossen
en telkens weer opnieuw opnemen tot aan de kredietlimiet. Je
betaalt alleen rente over het opgenomen bedrag. Dit is anders
dan bij een lening, waarbij je rente betaalt over het hele
leenbedrag. 

Rentabiliteit

(Nettowinst gedeeld door het geïnvesteerd vermogen) x 100%.
Kengetal voor de winstgevend van het bedrijf.  

Rente

Vergoeding voor de verstrekkers van vreemd vermogen.

Reserves

Onderdeel van het eigen vermogen van een onderneming.
Ontstaat door niet-uitgekeerde winsten uit het verleden,
uitgifte van aandelen boven de nominale waarde of herwaardering
van de activa.  

Risicokapitaal

Financiering die verstrekt wordt in ruil voor een belang in de
onderneming, vaak in de vorm van aandelen­kapitaal of een
achtergestelde lening. Wordt ook wel durfkapitaal of venture
capital genoemd. 

S

Solvabiliteit

Boekhoudkundige term voor de mate waarin een bedrijf in
staat is aan de financiële verplichtingen te voldoen. 
(eigen vermogen gedeeld door het totale vermogen) x 100%.
Een gezonde solvabiliteit verschilt per branche maar ligt ideaal
tussen de 25% en 40%. 

Stapelfinanciering

Bedrijfsfinanciering waarbij meerdere zakelijke
financieringsvormen worden gecombineerd ('stapelen'). 

U

Uitgaven

Betalingen die je bedrijf doet.  
In de boekhouding zit er verschil tussen uitgaven en kosten.
We spreken van uitgaven als er geld uit je onderneming gaat.
Het kopen van een pand is een voorbeeld van een uitgave die
geen kost is.  

We spreken van kosten op het moment dat er een winst
vermindering is in een bepaalde periode. Er hoeft daarbij geen
sprake te zijn van een daadwerkelijke betaling (uitgave).
Afschrijving is een voorbeeld van een kost die geen uitgave is. 

V

Variabele kosten

Kosten die meebewegen met de geproduceerde hoeveel-
heid.  

Vaste activa

zie bedrijfsmiddelen

Vaste kosten

Kosten die niet (of slechts in hele grote stappen) variëren
met de geproduceerde hoeveelheid. Bijvoorbeeld de
kosten van je bedrijfspand. 

Vennootschapsbelasting

De belasting die een rechtspersoon (bijvoorbeeld een bv)
betaalt over de winst. 

Vlottende activa

Vlottende activa zijn bezittingen in jouw onderneming die
slechts gedurende één productieproces kunnen worden
gebruikt. Met andere woorden, het zijn activa die “snel”
(binnen een jaar) in geld kunnen worden omgezet. Voor-
beelden van vlottende activa: voorraad, debiteuren.
Vlottende activa staan op de balans aan de linkerzijde.

Vlottende passiva

Kortlopende schulden. Op de balans staan deze aan de
rechterkant (Passiva). Bij kortlopende schulden kun je
denken aan af te dragen belastingen (btw), lonen, maar
ook kortlopende leningen.

Voorbelasting, voorheffing

De btw die je hebt betaalt op zakelijke kosten en uitgaven.
Deze voorheffing vraag je terug in je btw-aangifte. 

Voorraad

De voorraad bestaat uit de goederen die nodig zijn om
jouw eindproduct te maken, maar ook de eindproducten
die nog niet verkocht zijn. Verpakkingsmaterialen vallen
ook onder jouw voorraad. De waarde van de voorraad staat
op de balans onder vlottende activa

Voorziening

Voorzieningen worden opgenomen onder de passiva
(rechter) zijde van de balans. Een voorziening is een
verplichting voor je bedrijf, waarbij de omvang en tijdstip
van ontstaan nog onbekend is. Je kunt voorzieningen zien
als een potje dat je in de toekomst kunt gebruiken voor het
doel waarvoor deze is gevormd. Voorzieningen vallen onder
het vreemd vermogen.

Vreemd vermogen

Het geld in de onderneming dat niet van de onderneming
zelf is. Onder vreemd vermogen vallen bijvoorbeeld leningen,
kredietenlease-schulden en crediteuren.

W

Werkkapitaal

Boekhoudkundige term voor het verschil tussen de vlottende activa
en de kortlopende schulden van de onderneming. Werkkapitaal is
nodig om de dagelijkse uitgaven te voldoen. 

Winst- en
verliesrekening

Overzicht van opbrengsten en kosten van een onderneming in een
periode. Het resultaat van deze opsomming geeft de financiële
toestand van de onderneming weer. 

Z

Zekerheden

zie onderpand

Hulp bij bedrijfsfinanciering

De FinancieringsGids wijst je de weg in financieringsland. Heb je na het lezen van de informatie nog vragen? Bel de hulplijn op 088 585 11 11 of vraag een expert.